inleider: Liesbeth Levy, op 24 oktober 2010
Buber werd opgevoed door zijn grootvader in Lemberg (Lviv, nu Oekraïne), een bankier en groot geleerde. Studeert kunstgeschiedenis en filosofie. Hij leest de filosoof Kant over grenzen van het kennen.
Hij groeide op in tijd van de Halava (Joodse verlichting), en temidden van de Joodse mystiek. Vanaf 1903 houdt hij zich intensief bezig met het Joodse chassidisme, dat een reactie was op het wettische rabbijnse geleerden Jodendom, dat altijd wachtte op de Messias. Het chassidisme is een volksbeweging, die leert dat elk moment een poortje naar de Messias geopend kan worden; daarbij hoort vreugde.
Buber vertelt de chassidische verhalen na over het Messianisme, met daarin verlangen naar rechtvaardigheid, juist ook op micro-niveau.
Dialoog is de basis van rechtvaardigheid. De breuk tussen het profane en heilige moet geheeld. Met de leer van de Sjechina, God’s aanwezigheid in de wereld.
Buber staat ambivalent tegenover het Zionisme. Hij is voorstander van dialoog met de Arabieren.
Na deze eerste mystieke periode komt Buber in het “hier en nu”. Buber hoorde tot een groep mensen die in het interbellum (na de 1e Wereldoorlog) nadacht over een humane samenleving (in Nederlands Frederik van Eeden). Ze deelden een anarchistische levensfilosofie en optimisme naar een betere samenleving. Verandering zoeken ze bij het individu. Buber noemde zich een utopisch socialist.
Belangrijk voor Buber is een ervaring van bekering als een jongen hem komt vragen: moet ik dienen in de wereldoorlog? Het geeft het inzicht: het komt er op aan present te zijn op het moment dat de ander je aanspreekt.
Buber benadrukt de relatie; niet zozeer als iets psychisch/psychologisch maar als zijnsstatus. Mens moet gezien worden als partner, niet als ding.
Basis van zijn filosofie is de ontmoeting, en de mis-moeting, waarin mensen langs elkaar heen leven (Buber beschrijft de relatie met zijn moeder als mismoeting).
Op 45 jarige leeftijd (1923) schrijft Buber zijn hoofdwerk Ich und Du.
Het boek heeft drie delen:
1e deel geeft kernbegrippen. Het 2e deel gaat in op maatschappelijke betekenis, geeft kritiek op de cultuur van vervreemding. Het 3e deel legt de verbinding met religiositeit.
In het 1e deel beschrijft Buber dat de werkelijkheid twee-voudig is. Er zijn twee basisrelaties: ik-het en ik-jij. De ik-het relatie is de gebruikelijke manier om de wereld te kennen en te benaderen; dan gaat het om de objectieve werkelijkheid/waarheid, die instrumenteel wordt gebruikt. Daarnaast is er de ik-jij relatie van de ontmoeting, het geraakt worden door de ander; daarin ontstaat een tussenruimte, dialoog; dat is: aangesproken worden en verantwoording nemen.
Dialoog is de bergkam tussen individu en collectief; het is de tussenruimte tussen ik en jij.
Karakteristieken van de dialoog:
- wederkerigheid; het gemeenschappelijke (zelfs in het ongemeenschappelijke)
- relationaliteit; werkelijke leven is ontmoeten. Relatie/dialoog is kentheoretisch het begin van kennen; en niet het abstracte ik/ego met zijn nadruk op beheersing, het uitgangspunt van eerdere filosofen. Het aangesproken worden gaat aan de ontmoeting vooraf. De mens is geen ding, geen abstractie, maar uniek. Buber zegt: ik heb geen leer, maar ik voer een gesprek (ben meer dan ‘ik’).
- liefde. Liefde is een intrinsieke motivatie om aandacht te geven aan de ander, om present te zijn. Het is een kracht die ruimte schept tussen mensen. Humane ruimte. Zoals zichtbaar wordt in de chassidsiche legendes.
Dialoog heeft een transformatieve kracht.
- Een rechtvaardige samenleving ontstaat vanuit de dialoog op micro-niveau, in de tussenruimte tussen mensen, waar ontmoeting kan ontstaan. Maar verschillen blijven bestaan; er is geen versmelting; maar er is oerdistantie. Verschillen zijn ook positief te waarderen; Buber koestert verschillen (het gemeenschappelijke van het ongemeenschappelijke). Voor dialoog is behalve interesse ook vaak een vertaalslag nodig; dat vereist inspanning. De houding van dialoog schept openheid naar andere culturen en religies. Zoals Buber zelf ook leefde in verschillende culturen, veel talen sprak.
- Dialoog is responsief. Dat is moeilijk als ieder overtuigd is van het eigen gelijk. Dan is er geen echt luisteren meer.
- Dialoog vraagt een intrinsieke motivatie, om te ander te horen/zien; maar dialoog wordt vaak instrumenteel gevoerd.
Concrete vraag is hoe je het debat inricht, zodat je van elkaar leert
Buber heeft één hoofdmotief in zijn werk: het stichting van een waarachtige gemeenschap.
Door een dialogische leefwijze.
Relatie is de basis van gemeenschap.
Buber bewandelt een tussenweg tussen particularisme – met zijn nadruk op het individu en het collectivisme.
Huib Klamer
De litteratuurlijst die Liesbeth Levy ons stuurde:
- Primair:
Chassidische vertellingen: Martin Buber
Dialogisch leven Martin Buber
– Secundair Nederlands talig:
Dialoog meer dan een pacificatie instrument. Lessen uit Rotterdam. Liesbeth Levy (deel II)
‘ Jichud’ eenheid in het werk van Martin Buber. Hans Schravesande
Martin Buber. Jan Sperna Weiland. Martinus Adrianus Beek.
Kwaliteit van Leven. Het humanisme van Martin Buber. Theo Witvlied.
– Secundair Engelstalig:
Martin Buber. The Life of dialogue. Martin Friedman
From Mysticism to Dialogue. Martin Bubers’s transformation of German Social Thought. Paul Mendez-Flohr.